Historiek
In lang vervlogen tijden werden krijgsgilden opgericht.
Oorspronkelijk om ‘manu et corde et militari’ de vrijheid en zelfstandigheid van onze steden en dorpen te verdedigen.
Maar na verloop van tijd en als gevolg van een gewijzigde militaire en politieke situatie, kreeg de sociale functie de bovenhand. De gilden evolueerden naar ontspanningsverenigingen die de eer van de stad of gemeente op een meer sportieve wijze hoog hielden.
De geschiedenis van de krijgsgilden is dus onlosmakelijk met die van onze steden, gemeenten of dorpen verweven.
Het aandeel van de krijgers- of wapengilden is zeer ingewikkeld en toch prachtig georganiseerd en valt tot op heden ten dage niet te onderschatten.
Wanneer de Oostenrijkse en Franse revolutie er in slaagde het corporatisme op te doeken, dan kon ze het voorbestaan van de wapengilden niet beletten.
Tot op heden zijn er enorm veel gilden erin geslaagd hun onschatbaar bezit veilig te stellen en voor het nageslacht te bewaren.
Onder meer was het zo dat veel krijgers - en wapengilden de handboog hanteerden en dan weer andere, kruisboog , hellebaard, schermstok of het zwaard.
In verre vervlogen middeleeuwen was het hoofddoel van de handboogschutters zich verdienstelijk te maken bij krijgsverrichtingen en militaire expedities.
De handboog en kruisboog waren de aanvalswapens bij uitstek zonder dewelke belangrijke wapenfeiten een gans ander verloop zouden gekend hebben.
De schutters stonden niet alleen ten dienste van de stad, gemeente of dorp maar namen ook dienst in een grafelijk leger.
Vooral de veertiende eeuw is gekenmerkt door talrijke gewapende conflicten en expedities, waarin niet zelden de handboogschutters in het gelid traden.
Pijl en boog zijn ongetwijfeld tot de oudste aanval- en verdedigingswapens te rangschikken.
De handboog is in de loop der tijden tot een gevaarlijk oorlogswapen gaan evolueren.
In de vijftiende eeuw verdrongen het buskruit en de vuurwapens definitief de handbogen zodat de rol zich beperkte tot gezelschapsspelen bij de Gildebroeders.
De middeleeuwse handboog was meestal vervaardigd uit onafgewerkt olmenhout, breed, sterk en op korte en lange afstand te gebruiken.
Er waren twee soorten, de lange ( LONG-BOW ) en de korte boog.
De lange boog was een technische verbetering op de kleine boog.
De pees van de lange boog kon gespannen worden tot aan het oor van de schutter.
Die van de korte boog tot aan de borst.
De lange boog had ook een groter penetratievermogen, de pijl kon door een maliënkolder dringen, door het zadel van een paard of zelfs door eikenhout.
De pijl was doeltreffend tot op ongeveer 200 meter.
Toen overtrof de lange boog de kruisboog in snelheid, maar niet in kracht.
Per minuut konden twaalf pijlen worden afgeschoten tegen slechts twee door de kruisboogschutter.
De handboog was goedkoper, maar moest aangepast zijn aan de gestalte en lichaamskracht van de schutters.
Was de boog te licht, dan brak ze gemakkelijk en een te zware boog kon niet gespannen worden door een zwakke schutter.
De boogschutter was daarbij uitgerust met een lederen pijlkoker, een lans of een zwaard.
De boog werd gebruikt voor het afstandsgevecht, het ander wapen voor lijf aan lijf gevechten.
In bepaalde steden was het verboden om bogen te gebruiken die niet in hun stad of gemeente waren vervaardigd.
Sommige pijlen waren gemaakt met een gekromde punt, die moeilijk uit de wonden kon worden verwijderd.
Het uniform was een maliënkolder, waarvan de mazen genaaid werden op een lederen rok.
Daarop kwam dan de twee of driekleurige uniform (Chaperon) of stoffen kap.
Soms gebruikte men een ijzeren helm.
Daarbij was men ook voorzien van een klein schild versierd met het stadswapen.
In tegenstelling met de kruisboog werd de handboog door de kerk als oorlogswapen nooit veroordeeld.
De boogschutters hadden het voorrecht om voorop te stappen in het stads of gemeenteleger, zowel bij het ten strijde trekken als bij terugkeer.
De boogschutters waren vooral de speciale corpsen en werden altijd aanzien als de elite en werden ingedeeld in dizaines.
Uit de gilden werden de Hoofdmannen genomen om de schutters aan te voeren tijdens expedities.
De schutters vormden een mobiele groep, zij waren het die de strijd openden, zij vormden als het ware een artillerie van het leger.
Hun doel was verwarring brengen in het vijandelijke kamp en de weg te openen voor de eigen stoottroepen.
DE SCHUTTERSGILDE SINT SEBASTIAAN VAN BREDENE
Deze bijdrage handelt over de koningen van de Bredense Gilde St.Sebastiaan ( 1630-1776 ) .
Rond de jaren 1625 vonden de inwoners van Bredene geregeld pijlen op hun grondgebied, meer of minder volgens de windrichting.
Nu hadden de Bredenaars wel deelgenomen aan verschillende oorlogen zoals het beleg van Troye , de Guldensporenslag en de Zevenjarige Oorlog tegen Klemskerke, waarvan de Batterijstraat nog herinnert maar ze konden niet gissen waar die pijlen vandaan kwamen.
Het is waar dat ze maar zelden naar de stad Oostende trekken. Deze stad is eeuwenlang een vuil, charmeloos en stinkend nest geweest. Daarover zijn alle geschiedenisschrijvers en reizigers het eens en wie verlaat nu graag zijn “voorgeborchte " om naar de hel trekken. Trouwens, wanneer de Oostendenaars zich eens wilden amuseren dan trokken ze in groten getallen naar Saskermis.
Die pijlenkwestie moest echter opgelost worden.
De mannelijke, meerderjarige Bredenaars speelden bloemzaadje om uit te maken wie naar de stad zou trekken om eventueel daar een en ander te vernemen. De ongelukkige,verliezer trok zijn beste berenvel aan, nam voor alle zekerheid zijn zwaarste knuppel mee, en na de stalmest van zijn kloefen te hebben geschraapt vertrok hij met de ponton naar Oostende. Hij werd natuurlijk uitgeleide gedaan door vrienden en kennissen. Tegen de avond was hij reeds terug want zijn boterhammen waren op. Hij had ze uitgedeeld aan de vele bedelaars die hij in de stad aangetroffen had. Hij bracht dadelijk verslag uit.
De stadsmensen waren rond de jaren 1600 echt stout geweest en daarom mochten ze geen vuurwapens meer bezitten. Ze namen dan maar weer boog en pijl ter hand om hun mannelijkheid te bewijzen. Maar ze schoten zodanig slecht dat de pijlen bij westenwind op het grondgebied van Bredene terecht kwamen. Dit was niet te verwonderen want Oostende was maar een klein, krottig stedeken, zó klein dat de Grote Kerk met zijn achterwerk over de vesting scheen te zitten.
Bij oostenwind kreeg Mariakerke zijn deel van de afgeschoten pijlen.
Dat is goed, zegden de mannen van Bredene, nu we pijlen voor niks krijgen gaan we onze stuivers samendoen, een boog kopen waarmee we om beurten kunnen schieten, en óók een clubje stichten. Zo ontstond bij ons dan de Gilde van St.Sebastiaan. Dat viel niet in goede aarde bij de Oostendenaars, en prompt verplaatsten ze hun gaaipers, naar de westelijke kant van de stad.
Deze nieuwe plaats lag buiten de vestigingen, omtrent ter hoogte van de huidige Kemmelbergstraat.
BESTAAN ZE NOG DE SCHAEKELS DIE GEJONT SYN DOOR CONINGHEN
Dat de schutterskoningen waardige bewoners van Bredene waren, moge blijken uit de hiernavolgende bijdrage.
Gillis Bostoen kwam uit “n’oede zeemanskiste” te voorschijn als de 25ste koning van de Bredense handboogschutters ( 1715 ). Deze Gillis behoort tot een ambtenarengeslacht dat opklimt tot een Gillis Bostoen, die in 1522 grond schenkt aan het hospitaal te Nieuwpoort. In hun familiewapen voerden ze een gouden Sint-Andreaskruis met eikel en zespuntige sterren op een azuren veld. Dit kan van belang zijn: In de oude schuttersgilden was het de gewoonte dat de koning van het gild zijn portret liet schilderen, en dat een galerij van portretten der koningen in het Gildelokaal werd bewaard. ( catalogus / abdij van de Bijloke. Gent ). Soms vindt men ze terug in een museum of gereproduceerd in een boek. Ze vermelden zelden een naam, wel het jaartal of de leeftijd van de koning. Dikwijls komt het familiewapen op het schilderij voor, welke de persoon kan helpen identificeren. Hij werd gedoopt te Bredene op 16 december 1663,als zoon van Gillis Bostoen en Barbara Van den Slycke. Hij huwde er op 7 maart 1687 met Kornelia Claeyssens, waarbij hij vier kinderen had.
Kornelia overleed op 10 juni 1701. Voor “ heer en meester “ Joannes Ignatius de Laeter, pastoor te Bredene, sloot hij op 11.9.1701 een huwelijkscontract af: “ Gillis Bostoen, weduwaer en Anna van Heule, jonghedoghter oudt achthien jaeren, geassisteert met Michiel Van Heule, haeren vader ende Cornelis Devos, haer halfven broeder ende Pieter Van Heule haeren oom als vooghden.
Het huwelijk vond plaats op 16 september 1701. Gillis overleed “ ter prochie van Bredene op den achsten van de maent septembre seventhienhondert vyfen twyntigh”. Hij was vrijlaet van desen lande binnen den ambachte van sheer Wouterman, daer te vooren laet ter prochie ende heerelyckhede van Ruddervoorde-Coebrouck”.
Twee eeuwen lang bleef de familie trouw aan de voornaam Gillis of latijnse tegenhanger Egidius. Zijn staat van goed berust op het rijksarchief te Brugge (BV II-7281 ) en beslaat 143 folios, er werd tevergeefs gezocht naar een handboog, doch vond , f° 107: “ voorts in het comptoir bevonden eene fusicque, twee coppels pistolen, een pistole met twee loopen.
Verder werd er dan het jaar waarop iemand zich Koning schoot een maaltijd en speciale prijs van de Koning geschoten voor alle Gildeleden.
Voor zover opzoekingen gedaan.
Kroniek van de Handbooggilde St Sebastiaan Bredene
Het handboogschieten te Bredene gaat een heel eind terug in de geschiedenis. Onder invloed van natuurrampen, oorlogen en vreemde overheersing dikwijls onderbroken,doch zeer merkwaardig telkens terugkerend. Soms zijn er meerdere generaties tussen en is de naam St-Sebastiaan vergeten. Doch het handboogschieten te Bredene wordt steeds verder beoefend.
In de hierna volgende lijst zijn er hiaten tussen de data, daarom soms een verwijzing naar de toen heersende oorlogen.
948 Overdracht van gronden te Bredene aan de abdij St-Riquier.(Ponthieu) 954
1000 Zware overstromingen
1200 Eerste polderhoeven, de kapel zou er al gestaan hebben.
1572 Gekende vermelding van een herberg “St-Sébastien” te Bredene naar aanleiding van een verslag over de godsdienstoorlogen.(bron De Heer Eeckhout)
1584 De Geuzen trekken zich terug in de vesten van Oostende, en ter bescherming graven zij de duinen door naast de stad. De ganse streek loopt onder water en diepe kreken vormen zich, ook te Bredene waar het grondgebied zich nog uitstrekt tot waar nu de havengeul is.
1599 De Spanjaarden vormen de kerk van Bredene om tot een fort.
1601 Beleg van Oostende, Bredene en omstreken verwoest.1604
1612 Inpoldering van de ondergelopen gronden.Stilaan komt de bewoning terug.
1630 Stichting Handbooggilde St Sebastiaan Bredene.
1651 Brandglas met afbeelding Keizer Marin Delapiere.( naam volgens Actum in Gildecaemer in t’Jaere 1761). Belangrijke informatie onder titel “Ene Vondst” Te Sas Slijkens hebben wij een met wapens bekleede ruit ontdekt, toebehorend hebbend aan Jufvr. Rosalia De Waef, en voortkomende aan haren moederlijke grootvader, de heer Lingier van Breedene.( Heden hoort dit tafereel toe aan de heer Charles Luca van Slijkens). Rondom lezen wij : “Geeft Marijn Le Pierre als keiser in t’ jaert 1651 daer benevens tot sieraad naar de kerke van Breedene vereert”.
1761 Verslag “in Actum Gildecaemer”.(volgt na kroniek)
1762 Aanstelling: Koningin v/d gans Victoria Beaumont. Koningin v/h lint Regina Maria Van Heste. Koningin v/d pollepel Joanna Van Haecke. Iedere gildezuster koos elk hun Koning.
1786 Decreet van Jozef II, Keizer van Oostenrijk.Alle Gilden worden verboden.
1887 Lijst Koningen geput uit het verslagboek verschijnen.
1922 De Gilde wordt heropgestart met de liggende & staande perse. (eventuele vroegere opstartfases niet bekend.) ( 12 april) Inleggeld der leden is 15 fr. Een volledig bestuur en “standregels”worden opgesteld.
1930 De Gilde neemt deel aan de viering 100 jaar België.
1936 Ereleden traden naar voor: André Zwaenepoel, Vandeweghe, Cyrielle
1937 Vandenbroecke, Gustaaf Zwaenepoel en Constant Cazaux.
1940 Gilde beoefend het boogschieten in het “Boldershof” (liggende perse) en in de landweg (staande perse)
1944 Einde van het rekening boekje St.Sebastiaan Bredene.
1948 50 jarig jubileum als handboogschutter Jan Vandenbroele, jarenlang lid van St.Sebastiaan Bredene.( 14 maart)
1962 De ongebruikte staande perse waait om (weide in de Landweg)
1997 Heropstarten van de Gilde St.Sebastiaan Bredene door de heren Gerard Plaetinck, Marc Metsu en de dames Anita Poppe en Laurette Ghijselbrecht.
1997 Eerste schietingen St.Sebastiaan liggende perse op vrijdag in de Schrijnwerkerij van de familie Vandenbogaerde.
1997 Koning(in) Prins(es)schieting en investituur van de Hoofdman.
1998 Aanvang jaarlijkse deelname aan nationale en internationale wedstrijden met meerdere ereplaatsen.
1999 Start Olympisch doelschieten buitenterrein van het sportcentrum.
2002 Start doelschieten indoor Polyvalente zaal Sportcentrum. (dinsdag)
2003 Liggende perse verhuisd naar vakantiecentrum “Horizon “
2006 Plaatsing en gebruik eigen staande perse op terrein” Horizon” (18 mei)
2006 BNFLW kampioenschap sector Brugge- kust jeugd in het Gildelokaal.
2007 Organisator Belgisch Kampioenschap Triarc.
2007 De Gilde neemt deel aan de Gildedag van “De Vlaamse Historische Schuttersgilden”en maakt deel uit van de 60 Gilden tellende stoet te Ieper.
2007 Organisator 1e Internationaal “Open” kampioenschap“ Prijs Baron Casier”op het kasteel te Nokere.
2007 Academische zitting met ontvangst in het gemeentehuis naar aanleiding van 10 jaar werking van de Gilde met overhandiging van een nieuwe vlag door de Hoofdman aan St.Sebastiaan Bredene.(18augustus)
2008 Organisator Gilde Europees Kampioenschap Triarc.(2 daagse)
2008 Organisator 2e kampioenschap Baron Casier, Kasteel Nokere.
2008 St.Sebastiaan Bredene vertegenwoordigd opnieuw met een grote afvaardiging en St.Sebastiaanbeeld (eigendom M.Metsu) “De Vlaamse Historische Gilden “ te Lier.
2008 Voorlopig onderkomen in de voormalige werkplaatsen van de gemeente. Lijst der koningen letterlijk overgeschreven uit “ geschiedenis van Breedene” (1913) door Robrecht de Beaucourt de Noortvelde. De Koningen der Gilde van St-Sebastiaen in Breedene van 1630 tot 1776. “Actum in Gildecaemer,ter ordinaire vergaderinge in t’J aere 1761, Hebben wy coninck, hooftman ende deken, oversien ende geteld de schaekels, die gejont syn door de coninghen der mans Gilde, die begonst heeft ten jaeren 1630 bestaande in de naervolgende coningen”
2012 In gebruik name van eigen Gildelokaal Handbooggilde, gebouwd met eigen middelen en mankracht van vrijwilligers confraters.
n.b. In 1651 werd nr 5 :Marin Delapiere Keizer, en er bestond een glasraam met zijn afbeelding.